Перевод: со всех языков на все языки

со всех языков на все языки

the characters are very well drawn

  • 1 dibujar

    v.
    to draw, to sketch.
    * * *
    1 to draw, sketch
    2 TÉCNICA to design
    3 figurado (describir) to describe
    1 (mostrarse) to appear, be outlined
    * * *
    verb
    * * *
    1. VT
    1) (Arte) to draw, sketch
    2) (Téc) to design
    3) (=describir) to sketch, describe
    2.
    See:
    * * *
    1.
    verbo transitivo
    a) (Art) to draw, sketch; < plano> to draw
    b) ( describir)
    2.
    dibujar vi to draw
    3.
    dibujarse v pron
    a) (liter) ( perfilarse) forma/contorno to be outlined
    b) (liter) ( mostrarse) sonrisa to appear
    * * *
    = trace, plot, pattern, chart, draw.
    Nota: Verbo irregular: pasado drew, participio drawn.
    Ex. Cleo Passantino produced a long sheet of graph paper with a sawtooth squiggle traced down the center of it.
    Ex. The technique 'Trend Projection' graphically plots future trends based on past experience.
    Ex. Soon he found himself fronting a door, on which were elaborately patterned the words 'Newspaper Room'.
    Ex. This article describes how Australia was depicted on early maps of the world charted by the Portuguese and Dutch seafarers from 1452 to the present day.
    Ex. At every instant the darkness of the line being drawn is made equal to the darkness of the point on the picture being observed by the photocell.
    ----
    * dibujar deprisa = dash off.
    * dibujarse = shadow.
    * * *
    1.
    verbo transitivo
    a) (Art) to draw, sketch; < plano> to draw
    b) ( describir)
    2.
    dibujar vi to draw
    3.
    dibujarse v pron
    a) (liter) ( perfilarse) forma/contorno to be outlined
    b) (liter) ( mostrarse) sonrisa to appear
    * * *
    = trace, plot, pattern, chart, draw.
    Nota: Verbo irregular: pasado drew, participio drawn.

    Ex: Cleo Passantino produced a long sheet of graph paper with a sawtooth squiggle traced down the center of it.

    Ex: The technique 'Trend Projection' graphically plots future trends based on past experience.
    Ex: Soon he found himself fronting a door, on which were elaborately patterned the words 'Newspaper Room'.
    Ex: This article describes how Australia was depicted on early maps of the world charted by the Portuguese and Dutch seafarers from 1452 to the present day.
    Ex: At every instant the darkness of the line being drawn is made equal to the darkness of the point on the picture being observed by the photocell.
    * dibujar deprisa = dash off.
    * dibujarse = shadow.

    * * *
    dibujar [A1 ]
    vt
    1 ( Art) to draw, sketch; ‹plano› to draw
    dibujar a mano alzada to draw freehand
    2
    (describir): nos dibujó un cuadro pesimista del futuro he painted a gloomy picture of the future
    los personajes están muy bien dibujados the characters are very well drawn o portrayed
    ■ dibujar
    vi
    to draw
    1 ( liter) (perfilarse) «forma/contorno» to be outlined
    2 ( liter)
    (mostrarse): una sonrisa se dibujó en sus labios a smile appeared on o ( liter) played around her lips
    tiene el dolor dibujado en la cara the pain shows in o is etched on his face
    * * *

     

    dibujar ( conjugate dibujar) verbo transitivo/intransitivo
    to draw;

    dibujar verbo transitivo to draw: dibújame un boceto de tu casa de campo, sketch your country house for me

    ' dibujar' also found in these entries:
    Spanish:
    pintar
    - plantilla
    - saber
    - circunferencia
    - garabatear
    - pulso
    English:
    draw
    - graph
    - outline
    - picture
    - sketch
    - stencil
    * * *
    ♦ vt
    1. [trazar a lápiz, bolígrafo] to draw
    2. [describir]
    dibujó un oscuro panorama para la economía she painted a bleak future for the economy;
    la novela dibuja el Londres victoriano the novel portrays Victorian London
    ♦ vi
    to draw
    * * *
    v/t draw; fig
    describe
    * * *
    1) : to draw, to sketch
    2) : to portray, to depict
    * * *
    dibujar vb to draw [pt. drew; pp. drawn]

    Spanish-English dictionary > dibujar

  • 2 leven

    leven1
    〈 het〉
    1 [het bestaan] life ⇒ existence
    2 [werkelijkheid, levensechtheid] life ⇒ reality
    3 [levensduur] life, lifetime
    4 [levenswijze] life ⇒ living
    5 [morele handel en wandel] life
    6 [levensloop, levensgeschiedenis] life ⇒ life history
    7 [verschijnselen/werkzaamheden in een kring] life
    8 [levensonderhoud] life ⇒ living
    9 [lawaai] life ⇒ noise
    10 [drukte, levendigheid, activiteit] life ⇒ liveliness
    ♦voorbeelden:
    1   elkaar op leven en dood bestrijden • wage a life-and-death struggle
         het leven begint bij 40 • life begins at 40
         zijn leven geven voor zijn land • lay down one's life for one's country
         voor hun leven wordt gevreesd • there are fears for their lives
         zijn leven hangt aan een zijden draad(je) • his life hangs by a thread
         de aanslag heeft aan twee mensen het leven gekost • the attack cost the lives of two people
         zo is het leven • that's life
         dat kostte hem het leven • that killed him/cost him his life
         het leven laten/erbij inschieten • lose one's life
         zijn leven loopt op een eind • his end is drawing near
         het leven schenken aan • give birth to
         iemand het leven schenken • spare someone's life
         zijn leven duur verkopen • sell one's life dearly, fight to the bitter end
         zijn leven wagen • risk one's life
         bij leven en welzijn • if all is well
         iets in leven houden • keep something alive
         nog in leven zijn • be still alive
         in leven blijven • stay/keep alive
         iemand naar het leven staan • be after someone's blood
         om het leven komen • lose one's life, be killed
         iemand om het leven brengen • kill someone
         op gewelddadige wijze om het leven komen • meet (with) a violent death
         het leven van alle dag • everyday life
         rennen alsof je leven ervan afhangt • run for one's life
         zijn leven niet (meer) zeker zijn • be not safe here (anymore)
         als je leven je lief is • if you value your life
         〈 spreekwoord〉 zolang er leven is, is er hoop • while there is life there is hope
    2   een stichting in het leven roepen • establish an association
         een organisatie in het leven roepen • set up an organization
         tekenen/schilderen naar het leven • draw/paint from life/nature
         uit het leven gegrepen • true to life, taken/drawn from (real) life
    3   je doet er je hele leven mee • it will last you all your life
         zijn hele verdere leven • for the rest of his life
         zijn leven slijten • spend one's days
         dat heb ik nog nooit van mijn leven gezien • I have never seen that in my life
         van zijn leven niet • never (in all my life)
         heb je van je leven! • well, I never!
         hij is voor zijn leven invalide • he will be an invalid for the rest of his life
         voor het leven benoemd • appointed for life
         een lidmaatschap voor het leven • a life membership
         voor het leven getekend • marked for life
         iemand het leven zuur maken • make someone's life a misery
    4   een druk leven hebben • lead a busy life
         zijn eigen leven leiden • lead one's own life
         〈 figuurlijk〉 zijn eigen leven gaan leiden • lead/assume a life of its own 〈bijvoorbeeld van verhaal/gerucht〉
         een gemakkelijk leven hebben • have an easy life
         een nieuw leven beginnen • turn over a new leaf
         zijn leven beteren • mend one's ways
         zij heeft geen leven bij die man • that man makes her life a misery
         hoe staat het leven? • how's life?
    5   een dubbel leven leiden • lead a double life
         een losbandig leven leiden • lead a wild life
    6   mijn/hun leven lang • all my life/their lives
         bij/tijdens zijn leven • in/during his lifetime
    7   het maatschappelijk/het huiselijk leven • public/private life
         in het volle leven staan • be in touch with things
    8   het leven wordt steeds duurder • the cost of living is going up all the time
    9   leven maken • make a noise
    10  een onderneming nieuw leven inblazen • breathe/inject new life into a firm
         leven in de brouwerij brengen • stir/liven things up, get things going
         er kwam leven in de brouwerij • things were beginning to liven up
         iets/iemand weer tot leven brengen • bring something/someone to life again
    ¶   een bruin leven • a good/an easy life
         hij heeft ook het eeuwige leven niet • he won't last for ever
         〈 ironisch〉 toen begon het lieve leven(tje) • then the fat was in the fire
         de bescherming van het ongeboren leven • protection of the unborn child
         〈 prostitutie〉 in het leven • on the game
    ————————
    leven2
    1 [niet dood zijn] live ⇒ be alive
    2 [met betrekking tot zaken/voorstellingen] live (on)
    3 [zich voeden] live on
    4 [zijn dagen doorbrengen] live
    5 [zich gedragen] live
    6 [in zijn onderhoud voorzien] live (on/by) ⇒ 〈 vaak pejoratief〉 live off
    ♦voorbeelden:
    1   blijven leven • stay alive
         mens, durf te leven • come on, live a little
         hij heeft niet lang meer te leven • he has not long to live
         eeuwig leven • live eternally
         en zij leefden nog lang en gelukkig • and they lived happily ever after
         langer leven dan iemand • outlive someone
         haar ouders leven niet meer • her parents are no longer alive
         leef je nog? • are you still alive?
         in leven en sterven • till death do us part
         〈 figuurlijk〉 te weinig om te leven en te veel om te sterven • hardly sufficient to keep body and soul together
         hij weet van voren niet dat hij van achteren leeft • 〈 aartsdom〉 he is not all there; 〈 de kluts kwijt〉 he's completely at sixes and sevens
         〈 spreekwoord〉 wie dan leeft, die dan zorgt • you have to take things as they come
    2   dat gevoel leeft heel sterk • that feeling is still very strong
         bij veel mensen leeft het idee … • many people still have the idea …
         leeft die vaas nog? • is that vase still in one piece?
         de kermis leeft niet meer bij de mensen • fun fairs no longer appeal to people
         wat er leeft binnen de organisatie • what is going on inside the organization
    3   op brood en rauwkost leven • live on bread and raw vegetables
    4   de nu levende generatie • the present generation
         met deze man is/valt niet te leven • you can't live with that man
         in angst leven • live in fear
         met iemand in vrede leven • live in peace with someone
         we leven toch in een vrij land? • it's a free country, isn't it?
         naar iets toe leven • look forward to something
    5   erop los leven • lead a wild life
         stil gaan leven • retire
         zij leven langs elkaar heen • they have little to say to each other
    6   van duizend gulden kun je niet leven • you can't live on a thousand guilders
         goed kunnen leven • be comfortably off
         zij kan er goed van leven • she can live well from it
         zij moet ervan leven • she has to live on it
         hij heeft genoeg om van te leven • he has enough to get by
         van dit vak kun je niet leven • you can't make a living out of this trade
    ¶   leve de democratie • three cheers for democracy
         leve de koningin! • long live the Queen!
         deze romanpersonages leven • these characters are true to life
         weten wat er leeft onder de bevolking • know what people are thinking
    1 [een leven leiden] live
    ♦voorbeelden:
    1   een eenzaam leven leven • lead a solitary/lonely life
    ¶   geleefd worden • have one's life lived for one

    Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > leven

  • 3 ALLR

    (öll, allt), a.
    1) all, entire, whole;
    hón á allan arf eptir mik, she has all the heritage after me;
    af öllum hug, with all (one’s) heart;
    hvítr allr, white all over;
    bú allt, the whole estate;
    allan daginn, the whole day;
    í allri veröld, in the whole world;
    allan hálfan mánuð, for the entire fortnight;
    with addition of ‘saman’;
    allt saman féit, the whole amount;
    um þenna hernað allan saman, all together;
    2) used almost adverbially, all, quite, entirely;
    klofnaði hann allr í sundr, he was all cloven asunder, kváðu Örn allan villast, that he was altogether bewildered;
    var Hrappr allr brottu, quite gone;
    allr annarr maðr, quite another man;
    3) gone, past;
    áðr þessi dagr er allr, before this day is past;
    var þá óll þeirra vinátta, their friendship was all over;
    allt er nú mitt megin, my strength is exhausted, gone;
    4) departed, dead (þá er Geirmundr var allr);
    5) neut. sing. (allt) used. as a subst. in the sense of all, everything;
    þá var allt (all, everybody) við þá hrætt;
    hér er skammætt allt, here everything is transient;
    with a compar. all the more (því öllu þungbærri);
    with gen., allt missera (= öll misseri), all the year round;
    allt annars, all the rest;
    at öllu annars, in all other respects;
    alls fyrst, first of all;
    alls mest, most of all;
    in adverbial phrases: at öllu, in all respects, in every way;
    í öllu, in everything;
    með öllu, wholly, quite;
    neita með öllu, to refuse outright;
    6) pl. allir (allar, öll), as adj. or substantively, all (þeir gengu út allir);
    ór öllum fjórðungum á landinu, from all the quarters of the land;
    allir aðrir, all others, every one else;
    flestir allir, nearly all, the greatest part of;
    gen. pl. (allra) as an intensive with superlatives, of all things, all the more;
    nú þykkir mér þat allra sýnst, er, all the more likely, as;
    allra helzt, er þeir heyra, particularly now when they hear;
    allra sízt, least of all.
    * * *
    öll, allt, and alt, adj. [Ulf. alls = πας, άπας, όλος; A. S. eall; Engl. and Germ. all].
    A. In sing. as adj. or substantively, cunctus, totus, omnis:
    I. all, entire, the whole; hón á allan arf eptir mik, she has all my heritage after me, Nj. 3; um alla þingsafglöpun, every kind of þ., 150; gaf hann þat allt, all, 101; at öllum hluta, in totum, Grág. i. 245; allr heilagr dómr, the whole body of Christians, ii. 165; á öllu því máli, Fms. vii. 311; allu fólki, thewhole people, x. 273; hvitr allr, white all over, 655 xxxii. 21; bú allt, thewhole estate, Grág. i. 244; fyrir allt dagsljós, before any dawn of light, Hom. 41: with the addition of saman = άπας—Icel. now in fem. sing. and n. pl. say öll sömun, and even n. sing. allt samant; in old writers saman is indecl.,—the whole, Germ. sänmtlich, zusammen; allt saman féit, thewhole amount, entire, Grág. ii. 148; þenna hernað allan saman, all together, Fms. i. 144; fyrir allan saman ójafnað þann, Sd. 157. Metaph. in the phrase, at vera ekki allr þar sem hann er sénn (séðr), of persons of deep, shrewd characters, not to be seen through, but also with a feeling of something ‘uncanny’ about them, Fms. xi. 157 (a familiar phrase); ekki er oil nótt úti enn, sagði draugrinn, the night is not all over yet, said the ghost, ‘the Ides are not past’ (a proverb), v. Ísl. Þjóðs.
    2. all, entire, full; allan hálfan mánuð, for the entire fortnight, Nj. 7; þar til er Kjartani þykir allt mál upp, until Kjartan thought it was high time, of one nearly (or) well-nigh drowned, Hkr. i. 286.
    II. metaph. past, gone, dead, extinct; perh. ellipt., vera allr í brottu, quite gone, Eb. 112 new Ed.; var Hrappr þá allr í brottu, Nj. 132; then by an ellipsis of ‘brottu,’ or the like, allr simply = past, gone:
    α. past, of time; seg þú svá fremi frá því er þessi dagr er allr, when this day is past, Nj. 96, Fms. ii. 38, 301; var þá öll þeirra vinátta, their friendship was all gone, Fms. ix. 428; allt er mi mitt megin, my strength is gone, exhausted, Str.
    β. dead; þá er Geirmundr var allr, gone, dead, Landn. (Hb.) 124; síz Gunnarr at Hlíðarenda var allr, since G. of Lithend was dead and gone (v. l. to lézt), Nj. 142; sem faðir þeirra væri allr, after his death, Stj. 127; þá er Nói var allr, 66; en sem hann var allr, 100; eptir þat er Sara var öll, after all Sara’s days were over, 139, 140, 405; á vegum allr hygg ek at at ek verða munu, that I shall perish on the way, Gg. verse 5; með því at þú ert gamlaðr mjök, þá munu þeir eigi út koma fyr en þú ert allr, Háv. 57; still freq. in Swed., e. g. blifwa all af bekumring, be worn out with sorrow; vinet blev alt, fell short; tiden er all, past.
    III. used almost adverbially, when it may be translated by all, quite, just, entirely; klofnaði hann allr í sundr, was all cloven asunder, Nj. 205; er sá nú allr einn í þínu liði er nú hefir eigi höfuðs, ok hinn, er þá eggiaði hins versta verks er eigi var fram komit, where it seems, however, rather to mean one and the same … or the very same …, thus, and he is now one and the same man in thy band, who has now lost his head, and he who then egged thee on to the worst work when it was still undone, or the very same, … who, Nj. 213; vil ek at sú görð häldist öll, in all its parts, 256; kváðu Örn allan villast, that he was all bewildered, Ld. 74.
    IV. neut. sing. used as a subst. in the sense of all, everything, in every respect; ok for svá með öllu, sem …, acted in everything as…, Nj. 14, Ld. 54; ok lát sem þú þykist þar allt eiga, that you depend upon him in all, Fms. xi. 113; eigi er enn þeirra allt, they have not yet altogether won the game, Nj. 235: í alls vesöld, in all misery, Ver. 4; alls mest, most of all, especially, Fms. ii. 137 C, Fs. 89 (in a verse); in mod. usage, allra mest, cp. below. The neut. with a gen.; allt missera, all the year round, Hom. 73; allt annars, all the rest, Grág. ii. 141; at öllu annars, in all other respects, K. Þ. K. 98; þá var allt (all, everybody) við þá hrætt, Fas. i. 338. In the phrases, at öllu, in all respects, Fms. i. 21, Grág. i. 431; ef hann á eigi at öllu framfærsluna, if he be not the sole supporter, 275: úreyndr at öllu, untried in every way, Nj. 90; cp. Engl. not at all, prop. not in every respect, analogous to never, prop. not always: fyrir alls sakir, in every respect, Grág. ii. 47, Fas. i. 252: í öllu, in everything, Nj. 90, 228: með öllu, wholly, quite, dauðr með öllu, quite dead, 153; neita með öllu, to refuse outright, Fms. i. 35, 232, Boll. 342: um allt, in respect of everything, Nj. 89; hence comes the adverb ávalt, ever = of allt = um allt, prop. in every respect, v. ávalt.
    V. the neut. sing. allt is used as an adv., right up to, as far as, all the way; Brynjólfr gengr allt at honum, close to him, Nj. 58; kómu allt at bænum, 79; allt at búðardyrunum, right up to the very door of the booth, 247; allt norðr urn Stað, all along north, round Cape Stad, Fms. vii. 7; suðr allt í Englands haf, iv. 329; verit allt út í Miklagarð, as far out as Constantinople, ii. 7, iv. 250, 25; allt á klofa, Bárð. 171.
    2. everywhere, in all places; at riki Eireks konungs mundi allt yfir standa í Eyjunum, might stretch over the whole of the Islands, Eg. 405; Sigröðr var konungr allt um Þrændalög, over all Drontheim, Fms. i. 19; bjoggu þar allt fyrir þingmenn Runólfs goða, the liegemen of R. the priest were in every house, ii. 234 ( = í hverju húsi, Bs. i. 20); allt norðr um Rogaland, all the way north over the whole of R., Fms. iv. 251; vóru svirar allt gulli búnir, all overlaid with gold, vi. 308; hafið svá allt kesjurnar fyrir, at ekki megi á ganga, hold your spears everywhere (all along the line) straight before you, that they (the enemy) may not come up to you, 413; allt imdir innviðuna ok stafnana, vii. 82.
    3. nearly = Lat. jam, soon, already; vóru allt komin fyrir hann bréf, warrants of arrest were already in his way, Fms. vii. 207; var allt skipat liðinu til fylkingar, the troops were at once drawn up in array, 295; en allt hugðum vér ( still we thought) at fara með spekt um þessi héruð, Boll. 346.
    4. temp. all through, until; allt til Júnsvöku, Ann. 1295; allt um daga Hákonar konungs, all through the reign of king Hacon, Bs. i. 731.
    5. in phrases such as, allt at einu, all one, all in the same way, Fms. i. 113. In Icel. at present allt að einu means all the same: allt eins, nevertheless; ek ætla þó utan a. eins, Ísl. ii. 216; hann neitaði allt eins at…, refused all the same, Dipl. iii. 13; allt eins hraustliga, not the less manly, Fms. xi. 443. The mod. Icel. use is a little different, namely = as, in similes = just as; allt eins og blómstrið eina (a simile), just as the flower, the initial words of the famous hymn by Hallgrim.
    6. by adding ‘of’ = far too …, much too …, Karl. 301 (now freq.)
    7. with a comparative, much, far, Fms. vi. 45 (freq.)
    VI. neut. gen. alls [cp. Ulf. allis = όλως; A. S. ealles], used as an adv., esp. before a negative (ekki, hvergi), not a bit, not at all, no how, by no means; þeir ugðu alls ekki at sér, they were not a bit afraid, Nj. 252; hræðumst vér hann nú alls ekki, we do not care a bit for him, 260; á hólmgöngu er vandi en alls ekki ( none at all) á einvigi, Korm. 84; en junkherra Eiríkr þóttist ekki hafa, ok kallaði sik Eirík alls ekki (cp. Engl. lackland), Fms. x. 160; alls hvergi skal sök koma undir enn þriðja mann, no how, in no case, by no means, Grág. i. 144: sometimes without a negative following it; ær alls geldar, ewes quite barren, Grág. i. 502; hafrar alls geldir, id.; alls vesall, altogether wretched, Nj. 124; alls mjök stærist hann nú, very much, Stj.; a. mest, especially, Fs. 89, Fms. ii. 137. In connection with numbers, in all, in the whole; tólf vóru þau alls á skipi, twelve were they all told in the ship, Ld. 142; tíu Íslenzkir menn alls, 164; alls fórust níu menn, the slain were nine in all, Ísl. ii. 385; verða alls sárir þrír eða fleiri, Grág. ii. 10; alls mánuð, a full month, i. 163; þeir ala eitt barn alls á aefi sinni, Rb. 346.
    β. with addition of ‘til’ or ‘of’ = far too much; alls of lengi, far too long a time, Fms. i. 140; hefnd alls til lítil, much too little, vi. 35.
    B. In pl. allir, allar, öll, as adj. or substantively:
    1. used absol. all; þeir gengu út allir, all men, altogether, Nj. 80; Síðan bjoggust þeir heiman allir, 212; Gunnarr reið ok beir allir, 48; hvikit þér allir, 78, etc.
    2. as adj., alla höfðingja, all the chiefs, Nj. 213; ór öllum fjórðungum á landinu, all the quarters of the land, 222; at vitni guðs ok allra heilagra manna, all the saints, Grág. ii. 22; í allum orrostum, in all the battles, Fms. x. 273; Josep ok allir hans ellifu bræðr, Stj., etc.
    3. by adding aðrir, flestir, etc.; allir aðrir, all other, everyone else, Nj. 89, Fms. xi. 135: flestir allir, nearly all, the greatest part of, v. flestr; in mod. use flestallir, flest being indecl.: allir saman, altogether, Nj. 80.
    4. adverb., Gregorius hafði eigi öll fjögr hundruð, not all, not quite, four hundred, Fms. vii. 255.
    5. used ellipt., allir ( everybody) vildu leita þér vegs, Nj. 78.
    6. gen. pl. allra, when followed by superl. neut. adj. or adv., of all things, all the more; en nú þyki mér þat allra sýnst er …, all the more likely, as …, Ld. 34; allra helzt er þeir heyra, particularly now when they hear, Fms. ix. 330; allra helzt ef hann fellr meir, all the rather, if …, Grág. ii. 8; allra sízt, least of all, 686 B. 2; bæn sú kemr til þess allra mest, especially, Hom. 149: very freq. at present in Icel., and used nearly as Engl. very, e. g. allra bezt, the very best; a. hæst, neðst, fyrst, the very highest, lowest, foremost, etc.
    C. alls is used as a prefix to several nouns in the gen., in order to express something common, general, universal.
    COMPDS: allsendis, allsháttar, allsherjar, allsherjarbúð, allsherjardómr, allsherjarfé, allsherjargoði, allsherjarlið, allsherjarlýðr, allsherjarlög, allsherjarþing, allskonar, allskostar, allskyns, allsstaðar, allsvaldandi, allrahanda, allraheilagra.

    Íslensk-ensk orðabók > ALLR

См. также в других словарях:

  • The Order of the Stick — Principal characters, from left to right: Belkar, Vaarsuvius, Elan, Haley, Durkon, and Roy …   Wikipedia

  • A Very Special Drawn Together Afterschool Special — Infobox Television episode Title=A Very Special Drawn Together Afterschool Special Series=Drawn Together Season=2 Episode=13 Airdate= March 1, 2006 Writer= Valerie Ahern and Christian McLaughlin (story by Stacey Majers) Caption = Hero and Toot… …   Wikipedia

  • The Smoke Ring (novel) — infobox Book | name = The Smoke Ring title orig = translator = image caption = Del Rey paperback edition author = Larry Niven illustrator = cover artist = country = United States language = English series = The State genre = Science fiction novel …   Wikipedia

  • Drawn Together — The cast. Counter clockwise from upper left: Wooldoor, Toot, Ling Ling, Foxxy, Xandir, Clara, Spanky, and Captain Hero …   Wikipedia

  • Drawn to Life — North American box art Developer(s) 5TH Cell Publisher(s) …   Wikipedia

  • Characters in the Deltora Quest series — The Deltora series features a wide line of characters, both important and minor. The series also features many different monsters and creatures that appeared in all of the many different books. This article is a list of the many different… …   Wikipedia

  • The Sims 3 — Developer(s) The Sims Studio Publisher(s) Electronic Arts …   Wikipedia

  • The Simpsons Movie — The Simpsons Movie …   Wikipedia

  • Characters of Smallville — The season four cast (clockwise from left) Allison Mack, John Glover, Erica Durance, Jensen Ackles, Annette O Toole, John Schneider, Michael Rosenbaum, Tom Welling and Kristin Kreuk contains the characters who have been on the show the longest,… …   Wikipedia

  • The Addams Family — are a group of fictional characters created by American cartoonist Charles Addams. Earlier Addams had worked in collaboration with his friend Ray Bradbury. In a 2001 interview Bradbury states that after failing to find a publisher, they went… …   Wikipedia

  • The Vatican —     The Vatican     † Catholic Encyclopedia ► The Vatican     This subject will be treated under the following heads:     I. Introduction; II. Architectural History of the Vatican Palace; III. Description of the Palace; IV. Description of the… …   Catholic encyclopedia

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка:
… Нажмите правой клавишей мыши и выберите «Копировать ссылку»